Piepklein kaboutertje
Ik heb 'm al jaren en nooit geeft 'ie last.
Hij woont in een trommeltje onder de kast.
En 's morgens om zeven uur hoor je geluid.
Dan roept 'ie om eten, dan wil 'ie eruit.
Woutertje woutertje, wiebel wiebel wiebel woep.
Piepklein kaboutertje komt als ik roep.